Openteren

Aan het ambacht van de zeevarende is niet veel veranderd, maar tussen vroeger en nu bestaan enorme verschillen. Waar vroeger zich niemand druk om maakte, is nu door allerlei regels ondenkbaar geworden.

“50 019’04”Z, 170036’09”W. In de vroege zaterdagochtend ging ik samen met Hermansonn in top om het groottopbramzeil te bergen. De wind was nu stormachtig, de barometer was verder gezakt tot 742 mm en de wind nam snel toe. De ra slingerde als bezeten heen en weer; het zeil was nauwelijks onder controle te krijgen. Het fokkebovenbramzeil was nog moeilijker. Al de buikgordings zaten vast en meer dan de helft van de knuttels om het zeil op de jackstay te beleggen waren verdwenen. Het bovenste buikgordingblok was losgeschoten en sloeg door de lucht. De wind was enorm. Dit was geen waaien meer. Hier, vijftig meter boven dek, leek het alsof de hele atmosfeer aan stukken gereten werd. De oorverdovende herrie was met geen pen te beschrijven. Dit was geen brullen, krijsen, snikken of zingen meer. Het volume was veel immenser, allesomvattender, zo groot als het firmament zelf, groter dan de zee, zo groot dat het niet meer te vatten was. Het ver[1]stand sloeg op nul. In die staat was ik, toen ik achterover van de ra viel. Ik ging als laatste aan lijzijde de ra op. Ik was bezig om een seizing los te gooien voordat we het zeil gingen bergen, toen het zeil opeens omhoog kwam. Ik werd door twaalf meter zeildoek, zo hard als staal, van de ra geslagen. Er was geen moment van overweging, het leven trok niet in een oogwenk aan me voorbij. In plaats daarvan voelde ik een weldadige ruk en vond mezelf terug in het lijwant. Zodra ik ertoe in staat was, klom ik terug op de ra en ging weer aan het werk. De angst kwam pas veel later. Alvar stond naast me op de ra. ‘Wat gebeurde er?’ vroeg hij toen we weer aan dek waren. ‘Ik viel.’ ‘Heb ik niet gezien,’ zei hij teleurgesteld.”

Deze passages zijn met enige vrijheid ontleend aan ‘De laatste Graanrace’, waarin Eric Newby verhaalt hoe hij in 1938 aan boord van de viermastbark Moshulu het vak van deckhand leerde. Sinds 1938 is er veel veranderd. Het loodzware oliegoed is vervangen door vederlichte breathables, het door vocht spijkerhard geworden natuurtouw door immerflexibele kunststoffen en staaldraad door supervezels. Toch is er ook iets niet veranderd: de wind en de zee.

Dubbele lifelines
Nog steeds wordt door deckhands op Nederlandse tallships opgeënterd. Op enkele schepen zijn de masten net zo hoog als op de Moshulu, en het werk op de ra’s is niet wezenlijk anders dan een eeuw geleden. Als het gaat stormen, worden op een dwarsgetuigd schip het eerst de onderste zeilen geborgen: die zijn het grootst en hangen het dichtst boven dek, waar ze door overkomend water gemakkelijk uit de lijken kunnen scheuren. Pas bij echt harde wind worden de hoogste zeilen gestreken: eerst de royals, dan de bramzeilen en als laatste de marsen. Dat betekent klimmen en op de paarden onder de ra’s werken: staaldraden die niet dikker of veiliger zijn dan vroeger. Wat wel veranderd is, zijn de klimharnassen en dubbele lifelines waar iedereen nu mee werkt. Toch verschillen de opvattingen over het gebruik ervan. Op sailtrainingschepen worden de trainees standaard gedrild om altijd één lifeline vastgeklikt te hebben als ze naar boven gaan of op de kluiverboom moeten werken; vaak ook nog op andere werkplekken aan dek. Voor de vaste bemanning gelden meestal iets andere regels. Openteren doen ze doorgaans zonder zich onderweg aan te lijnen: teveel werk en, zoals veel officieren zeggen: ‘Als je opentert heb je vier punten waarmee je steun kunt vinden: beide handen en je voeten.’ Voor een geoefende deckhand moet dat genoeg zijn. Eenmaal op de ra wordt er wel vastgeklikt: ook nu nog kan er een blok losslaan of een zeil plotseling opbollen. Niemand wil het risico lopen dat enkel het geluk van Newby kan voorkomen dat je van dertig, veertig meter hoogte in de ziedende zee lazert, zelfs niet bij mooi weer. De kans dat je het overleeft is immers nagenoeg nihil.

Soft skills
Het gegeven dat je je veiligheidsgedrag aan[1]past aan de omstandigheden is voor een routinier geen vraag meer. Toch brengt dat ook risico’s met zich mee. Aan boord van grote zeilschepen ligt de stoerheidscultus nog altijd op de loer en maakt zelfs geen onderscheid meer tussen mannen en vrouwen. Kapiteins zijn zich daar maar al te zeer bewust van, en wie erover doorvraagt, zal merken dat het bijna voor elke kapitein een voortdurende bron van zorg is om efficiency in balans te houden met verantwoordelijk gedrag – voor jezelf en anderen. Die zorg is van de laatste jaren: in de afgelopen tien jaar is er een toenemende aandacht voor wat de ‘soft skills’ worden genoemd: sociale vaardigheden en verantwoordelijk gedrag, die ervoor moeten zorgen dat niet alleen de naleving van harde regels zorgt voor veiligheid, maar meer nog het oog voor elkaar, voor de stille outsider en voor de macho, waarmee het altijd het eerste fout gaat, of juist voor de topper die onder verantwoordelijkheidsgevoel bezwijken kan. Dat is misschien wel de grootste verandering: dat zo’n half-spottend teleurgestelde laatste opmerking van Alvar als enige reactie echt niet meer voldoet.

Auteur: Peter Fokkens