Maatinstructie

De jongeman blijft midden op de loopplank staan en bekijkt het schip eens goed. Wollen mutsje, plunjebaal, versleten zeiljack: de schipper weet genoeg: daar is de nieuwe maat.…

De jongeman komt aan boord, gooit zijn spullen op het dek en loopt naar de schipperswoning. Op het achterdek geven ze elkaar een hand. ‘Joost’. ‘Marieke, maar iedereen noemt me Riek.’ In de roef maken ze verder kennis. Marieke zeilt al zo’n vijftien jaar, ze beschouwt zichzelf als een oudgediende. Joost is een stuk jonger, maar heeft al wel op meer schepen gevaren; na de zeevaartschool kort in de Oostzee op een schoener, daarna op een tjalk en een klipper vanuit Harlingen. Dit wordt zijn vierde schip. ’s Winters werkt hij op een werfje als timmerman; in de zomer zit hij op het water. Marieke neemt hem mee naar het gastenverblijf, laat hem de hutten zien, het kombuis, de toiletten en douches. ‘Dekbedden zijn standaard, we maken zelf schoon tussen de reizen door, de lakens en slopen gaan naar een wasserij, ik heb drie sets. Kijk, die liggen hier, naast de trap naar boven is een kast met schoonmaakspullen.’

Andere logistiek
Bovendeks lopen ze de tuigage langs. De tweemaster is traditioneel getuigd, met lieren en bakstagen op beide masten. Riek vraagt of Joost al eerder op tweemasters gevaren heeft. ‘Alleen die schoener’ is het antwoord. ‘Mooi, dan lopen we de hijs- en strijkprocedures ook nog maar eens langs. Op een tweemaster als deze, met zwaarden en bakstagen op beide masten, is de logistiek heel wat ingewikkelder dan op een eenmaster.’ Riek legt uit hoe zij overstag gaat en gijpt, Joost luistert en knikt, stelt af en toe een vraag. Op het voordek wijst hij naar de ankerlier. ‘Hoe gaat die?’ Riek veegt een spinnenweb van het jachtwiel. ‘Dat leg ik je morgen uit.’ Ze opent de klep van het vooronderluik. ‘Kijk, hier is jouw verblijf.’ De volgende dag staat Joost vroeg op. Bij het ontbijt vraagt hij wat ze gaan doen. Riek neemt een slok koffie. ‘Gisteren hebben we de tuigage al bekeken. Vanmorgen wil ik verder met de familiarisatie. We nemen samen het schip door en ik wil het zeilpraatje met je repeteren.’ Ze legt een notitieboekje op tafel. ‘Ik weet dat je ervaring genoeg hebt, maar ieder schip is anders. Ik heb een vast lijstje met mijn eigen instructies. Jij hebt een takenboek, neem ik aan? Kun je dat meteen gebruiken.’ Joost is verbaasd. ‘Dit deden de andere schippers niet allemaal zo grondig. Is dit schip echt zo anders?’ Riek haalt haar schouders op. ‘Misschien niet, maar voorkomen is beter dan genezen. We beginnen in de machinekamer.’ In de volgende uren krijgt Joost een ‘crashcourse ship’, zoals Marieke het noemt. Ze legt uit wat wat is in de machinekamer, laat zien hoe de schroefassmering werkt en de brandblusinstallatie en legt de bediening van de bilgepomp uit. Weer aan dek laat ze zien hoe de motor gestart wordt. ‘O ja, en met dit hendeltje trek je alle brandstofkranen dicht.’

Lijnmanagement
Ze laat Joost de gasbun zien en vertelt hoe de flessen gewisseld worden. De grote kist ernaast blijkt de opslagplaats van de reddingvesten te zijn. ‘Automatische voor volwassenen, verschillende maten voor de kids. Trouwens, weet je hoe de marifoon werkt? Heb je je diploma?’ Ze nemen het aan- en afmeren door. Riek vindt het ‘lijnmanagement’ zoals ze het noemt, belangrijk: ‘Ik weet dat iedereen het anders doet en je zult mij niet horen zeggen dat mijn manier de enige goeie is, maar ik wil dat je weet hoe ik het gewend ben, om misverstanden te voorkomen.’ Riek neemt de gebarentaal door die ze meestal gebruikt. ‘Ik haat het om te moeten schreeuwen. Dus het belangrijkste gebaar – ze wijst dwingend met twee vingers op haar ogen – is dit: houd mij in de gaten tijdens de manoeuvres, dan hoef ik mijn stem niet te verheffen.’ Ook het lopend want komt uitgebreid aan bod. De plek van alle vallen, de lieren, het reven, het hijsen en strijken op verschillende koersen, ze nemen het allemaal door. Het meeste is bekend terrein voor Joost, maar regelmatig hoort hij iets dat hij niet wist, of waarin dit schip afwijkt van de vorige waarop hij voer.

Blok tegen het hoofd
‘Hoe wil je dat ik omga met werken in het kluivernet? Op de Oostzee waren ze daar wel streng in, maar op de andere schepen werd er niet echt naar omgekeken.’ Marieke doet de klep van het vooronder open. ‘Goeie vraag. Kijk, je hebt ze vast al gezien, hier hangen drie harnasjes. Ik heb het liefst dat je de gasten die met je meegaan goed uitzoekt, zeker met wat meer wind. Maximaal twee, mét reddingvest en altijd aangelijnd, ook met mooi weer. Als er verder geen verkeer is, mogen ze wel in het kluivernet liggen, maar altijd met iemand aan dek die uitkijk houdt.’ Ze kijkt Joost aan: ‘Het lijkt misschien wat overdreven allemaal, maar zo zit ik nou eenmaal in elkaar. Ik wil dat je evenveel van het schip weet als ik, voor als ik onverhoeds een blok tegen m’n kop krijg, of één van de gasten. Dan moet je echt wel wat meer weten dan waar de EHBO-kist ligt.’ Joost pakt een harnasje van de haak en weegt het op zijn hand. ‘Mij hoef je niet te overtuigen. Ik ben blij dat je er zo over denkt.’ Hij hangt het harnasje terug. ‘Nou, wil je m’n zeilpraatje nog horen?’

Auteur: Peter Fokkens