Letten op elkaar

De nacht is gevallen, de hondenwacht komt aan dek. Het is harder gaan waaien, af en toe duikt de schoener diep met de kop in de golven, om dan uit een wolk buiswater weer omhoog te komen.

We zijn onderweg naar de Farøer-eilanden. Vanuit Stornoway op de Hebriden zijn we een dag onderweg. Een depressie die bij IJsland vandaan kwam zorgde voor buien, maar nu is het koufront voorbij en trekt de wind flink aan. Gelukkig is onze koers goed bezeild.
De wacht bestaat uit twee deckhands, vier trainees en de eerste stuurman, die als wachtleider optreedt. De trainees dragen opblaasbare reddingvesten, de deckhands hebben hun klimharnassen om. Bij manoeuvres kan iedereen gepord worden, maar op dit moment is er niet veel anders te doen dan de door zeevonk oplichtende golven bewonderen in de maanlichte nacht. Er wordt veel gekletst en koffie gedronken. De gesprekken gaan over van alles, Engels en Nederlands door elkaar, van de zin van het bestaan tot studieschuld en van vorige zeilervaringen tot de vervangingstermijn van schoten en vallen.

Koffie halen  
|“Ik ga even nieuwe koffie halen,” mompelt een van de trainees, en verdwijnt om de hoek van het dekhuis naar voren. De gesprekken gaan verder. Een van de deckhands vertelt over de storm die ze op een vorige reis naar de Farøer hebben doorstaan. De stuurman gaat het dekhuis in, controleert de instrumenten en de elektronische kaart, vult het logboek in en roept een koerscorrectie door naar een van de trainees die als roerganger optreedt.
Als hij weer naar buiten komt telt hij de mensen aan dek. “Waar is Jasper?”
“Koffie halen,” zegt iemand. De gesprekken gaan verder, nu is het een van de trainees die een spectaculair verhaal vertelt over hoe hij als jonge cyclecross-coureur een belangrijke koers won. Hij is erg grappig en weet het afzien tussen modderfonteinen en spekgladde hellingen beeldend te verwoorden.
Als hij zijn verhaal uit heeft, wordt er direct om meer geroepen, maar de stuurman onderbreekt hem: “De wind is aan het ruimen. We gaan de schoten wat aanhalen. Eerst de binnenkluiver en de fok, daarna de schoener en het grootzeil. Kom op, naar voren. Waar is Jasper trouwens?” “Ik haal hem wel op,” zegt Monique, één van de andere trainees. Dan komt er een schreeuw van het voordek. “Medic!!”

Reddingvest opgeblazen
De stuurman kijkt of de roerganger zijn post even alleen aan kan en rent naar voren. Daar ligt Jasper bewegingloos op het dek. Zijn reddingvest is opgeblazen. De stuurman laat het leeglopen terwijl hij controleert of Jasper ademt, voelt en zijn hartslag opneemt. Alles in orde. “Lag hij hier zo?”
“Ja, precies zo. Hij moet gevallen zijn. Misschien met zijn hoofd ergens tegenaan…” De stuurman pakt Jasper bij een hand en knijpt erin. “Jasper! Hoor je mij?” Hij controleert de ledematen op mogelijke breuken maar vindt niets. Op Jaspers hoofd voelt hij wel een dikke buil. “Jasper!” Nu beweegt Jasper zijn hoofd. “Wat?...”
De stuurman helpt Jasper voorzichtig overeind en begeleidt hem naar binnen. Daar komt Jasper verder bij. Behalve een bult op zijn hoofd lijkt hij verder in orde. Het reddingvest hangt als een slappe ballon om hem heen. Hij trekt het uit, Monique slaat een deken om hem heen. “Wat is er gebeurd?”
Jasper slaat zijn armen om zijn knieën. “Ik ging koffie halen maar wilde eerst nog even op het voordek gaan kijken, of er misschien dolfijnen waren, met die zeevonk en de hoge golven leek me dat prachtig.
Maar ze waren er niet. Toen ik terug wilde lopen kwam er net een golf buiswater over. Mijn reddingvest zat denk ik niet goed dicht, waardoor het spontaan opblies. Ik knalde ergens tegenaan en verloor mijn evenwicht waardoor ik uitgleed en mijn hoofd gestoten moet hebben.”

Zorg voor elkaar
Na een hete kop koffie krijgt Jasper een nieuw reddingvest en gaat weer mee aan dek. De stuurman verzamelt de wacht om zich heen.
“Wat leren we hiervan?” Het blijft even stil. “De sluiting van je reddingvest checken?” zegt iemand aarzelend. De stuurman heeft een ander idee.
“In de nacht is het extra opletten, niet alleen op jezelf, maar ook op elkaar. Dat Jasper enkel koffie gaat halen en na vijf minuten niet terug is moet, ik zeg móet voor anderen een signaal zijn om te gaan kijken. Als wacht heb je een grote verantwoordelijkheid voor elkaar. Dus ga je even kijken, of er iets aan de hand is of niet. Jasper had erger gewond kunnen zijn, in een kwartier kun je al onderkoeld raken. Dat we in de nacht een reddingvest laten dragen is een indicatie dat je extra alert moet zijn. Als je er even uit moet in de wacht, zeg je dat tegen iemand, en die let vervolgens op dat je weer terug komt, of checkt desnoods of je veilig bent aangekomen. Dat doe je voor elkaar, als wachtofficier kan ik niet op iedereen persoonlijk letten, dus spreek ik jullie daar op aan. Veiligheid is niet alleen een kwestie van spullen; dat reddingvest is maar een dingetje. Veel belangrijker voor de veiligheid is dat je voor elkaar zorgt. Dat is niet soft, dat is de essentie van veiligheid aan boord.”

Auteur: Peter Fokkens