Peter Fokkens schrijft in vakblad Spiegel der Zeilvaart maandelijks een kort verhaal over veiligheid. Er wordt een situatie of ervaring beschreven die voor ieder bemanningslid herkenbaar is. Sterk aan de verhalen van Fokkens is dat zijn incidenten of 'near misses' op zo'n manier zijn beschreven en van context voorzien, dat het duidelijk wordt dat het aan boord van elk schip zou kunnen gebeuren. Inzicht in de eigen feilbaarheid is een belangrijke vereiste voor de veiligheid en deze verhalen helpen daarbij.
De nacht is gevallen, de hondenwacht komt aan dek. Het is harder gaan waaien, af en toe duikt de schoener diep met de kop in de golven, om dan uit een wolk buiswater weer omhoog te komen.
De windmeter schuift langzaam naar de 20 knopen, maar de schipper maakt zich geen zorgen. Zolang ‘ie maar uit het zuidwesten blijft waaien heeft hij West-Terschelling helemaal bezeild.
Het waait hard. Een grote klipper nadert de Tsjerk Hiddessluis in Harlingen. Het schip dreigt te verlijeren op de dwarswind, maar de schipper houdt net genoeg vaart. Dan gaan de lichten op groen.
Het grootzeil wordt gehesen op een grote tweemastklipper. Het ratelen van de vijfrols tuiglier klinkt vertrouwd, maar dan gaat het tiktiktik van de pal op het pallenwiel opeens langzamer, en stokt…
De jongeman blijft midden op de loopplank staan en bekijkt het schip eens goed. Wollen mutsje, plunjebaal, versleten zeiljack: de schipper weet genoeg: daar is de nieuwe maat.…
Aan het ambacht van de zeevarende is niet veel veranderd, maar tussen vroeger en nu bestaan enorme verschillen. Waar vroeger zich niemand druk om maakte, is nu door allerlei regels ondenkbaar geworden.
De schipper draait de Slenk in. Het laatste stuk naar Terschelling is niet bezeild. De maat laat met de gasten de zeilen zakken. Na de voorzeilen en het grootzeil is de bezaan aan de beurt.